Onlangs bezocht ik Arles, een Frans dorpje dat momenteel overloopt van fotografie. Een middeleeuws klooster, kerken, kelders en voormalige fabrieken zijn omgebouwd tot in totaal 40 expositieruimtes. Daarnaast zijn er nog eens 141 kleinere locaties (denk aan de etalage van de slager) waar foto’s worden geëxposeerd. Kortom, óveral waar je kijkt, maken fotografen gebruik van de beschikbare ruimte om hun werk te tonen. Een fotoverslag.
Ik heb het over Rencontres de la Photographie in Arles, Zuid-Frankrijk. Vorig jaar was ik er veel te laat, pas begin september. Diverse exposities waren alweer opgedoekt. Dat zou me niet nog eens gebeuren, dus was ik er nu in het staartje van de openingsweek. En al na dag 1 wist ik: hier wil ik de rest van mijn leven ieder jaar heen. Lees hieronder waarom.
1. Je vindt er de grote namen
Het festival bestaat uit 40 tentoonstellingen, waaronder altijd een paar publieksknallers. Dit jaar zijn er twee retrospectieven bekijken: van Annie Leibovitz en van Michael Wolf. Ik was het meest onder de indruk van het werk van Wolf. Ik kende eigenlijk alleen zijn close-ups van megalomane flatgebouwen in Hong Kong, maar zijn werk is veel omvangrijker en diverser. Die bijna claustrofobische flatgebouwen hangen in een gotische kerk – gewoon aan touwtjes. Een prachtig effect. Zijn overige werk is al even indrukwekkend, daarover schreef ik hier.
2. Je ontdekt er aanstormend talent
Ieder jaar wordt in Arles de New Discovery Award uitgereikt. Alleen galerieën kunnen werk insturen van slechts één fotograaf die zij vertegenwoordigen. Zo wordt voorkomen dat het festival wordt overstelpt door goedbedoelde inzendingen en blijft het werk over van fotografen waarvan een galerie denkt dat hij/zij op het punt staat door te breken en dus een groter publiek verdient. Uit de inzendingen worden 10 fotografen geselecteerd die mogen exposeren op het festival – de kosten daarvan worden gedragen door het festival.
Tenslotte wordt de winnaar bepaald door een een stemming. Dit jaar waren dat twee fotografen met één project: Carlos Ayesta & Guillaume Bression. Zij reisden vanaf 2011 diverse keren naar Fukushima – ze waren er direct na de aardbeving en de daaropvolgende tsunami. Hun werk is een mix van documentair, conceptueel, portretfotografie en zelfs in scène gezette foto’s. Tezamen vormt het een fascinerend beeld van een plaats waar het leven pardoes stopte. Met het winnen van deze award krijgt het duo € 20.000 euro en misschien nog wel belangrijker, wereldwijde bekendheid. Voor veel fotografen was dit ooit het startpunt van hun carrière (Martin Parr, Elliott Erwitt, etc.).
Enfin, het project over Fukushima verdient een apart artikel, volgt binnenkort!
3. … Fotoboeken!
En dan de fotoboeken, oh de fotoboeken. Je vindt er alle boeken die meedingen naar een prijs (zie foto hieronder). Maar ook een enorme fotoboekenmarkt op het festivalterrein. Eindeloos bladerplezier. En het is trouwens het enige dat je op dit festival kunt kopen. Want alle foto’s die je ziet zijn niet te koop – in ieder geval niet tijdens het festival.
Daarnaast zijn er nog talloze slimme ondernemers in het centrum van Arles die voor hun boekwinkel een flinke tweedehands fotoboekenmarkt opzetten. Het maakt het verdomd lastig om bij de volgende expositie te geraken.
4. De verzameltentoonstellingen
Je ziet in Arles niet alleen het werk van losse fotografen, maar juist ook het verzameld werk van een groep fotografen die één thema met elkaar gemeen hebben. Zo hing een kerk bijvoorbeeld vol met het werk van 66 (!) Iraanse fotografen die allemaal het Iran van na de revolutie hadden vastgelegd – op hun eigen manier. Dat vond ik natuurlijk extra leuk omdat ik zelf vorig jaar ook Iran heb bezocht.
5. Je krijgt er een avondprogramma
Natuurlijk, je mag best even tussentijds dineren aan zo’n Frans wiebelig tafeltje in een steegje, maar daarna spoed je je toch echt weer naar waar het ‘s avonds gebeurt: het amfitheater in Arles. Daar vertellen in de openingsweek iedere avond fotografen over hun werk, naast een 12 meter hoog scherm waarop je hun beelden kunt zien.
Wees je er wel van bewust dat er waar mogelijk in het Frans wordt gesproken. Want Fransen spreken nu eenmaal heel graag Frans. Er worden in een heel geheim hoekje koptelefoons uitgedeeld waarin een tolk alles netjes voor je vertaalt. Helaas vonden wij dat geheime hoekje pas na afloop. Rare Fransen.
6. Oja en nóg een festival: Voies Off
“Hier is nog niet genoeg fotografie” moet iemand gedacht hebben. En dus is er óók nog het Voies Off festival in Arles. Nouja, de echte aanleiding was denk ik een andere: er banjert zoveel fotografiepubliek rond in het Franse dorp, zoveel exposure krijg je nergens anders. Dus bestaat dit festival uit 141 (!) gratis exposities. Dat gaat van ondergrondse grotten tot kerken tot een paar foto’s in de etalage bij de lokale bakker.
7. Je vindt er fotografie op straat
Mocht je het als fotograaf nou niet hebben gered in de selectie van Rencontres of Voies Off dan is er nog een laatste redmiddel: de nog vrije muren op straat. Ieder hoekje wordt benut – alles wordt een podium voor fotografen die op zoek zijn naar een publiek.
Conclusie?
Ik ben in dit artikel nog niet eens ingegaan op de enorme kwaliteit van de exposities. Niet alleen de keuze in fotografen, maar juist ook hóe het werk werd geëxposeerd maakte diepe indruk op me. Over een aantal afzonderlijke fotografen zal ik de aankomende tijd dus nog zeker gaan schrijven. En volgend jaar ga ik hier weer heen. Want het is ongekend hoezeer één dorp zo kan worden ondergedompeld in het beste wat fotografie te bieden heeft.