Ik roep als het even kan dat om te leren kijken, je vooral veel moet fotograferen. Maar dat heeft ook een keerzijde. Want als je door je sluiter kijkt, bekijk je de wereld achter een apparaat en sta je er niet midden ín. Michael David Murphy bepleit dat je soms even gewoon niet moet fotograferen. Ookal heb je een zéér fotogeniek moment te pakken.
Ik fotografeer van alles. Gewoon, om te blijven fotograferen en dingen vanuit een ander perspectief te zien. Zo was ik onlangs in de badplaats Rockanje met twee vrienden. En mijn camera. Die camera was gedurende de avond vooral een accessoire; veel deed ik er niet mee. Totdat we naar de waterlijn liepen en ik de contrastrijke silhouetten langs de waterlijn zag. Instinctief maakte ik een trits onderbelichte foto’s (iets wat ik ooit op vakantie heb geleerd). Een meisje was druk doende een flikflak te maken. Een stukje verder was een moeder haar zoontje aan het fotograferen.
Die twee vrienden bleven 5 minuten wachten op mijn gepriegel, waarna we verder liepen en praatten.
Kortom, fotografie zat hier niet in de weg bij het doel van de avond. Dat kan soms natuurlijk wel het geval zijn als je continu op zoek bent naar het beslissende moment. Dan mis je het ándere moment, het moment van samen iets doen, een goed gesprek, een emotie die je niet afleest van de persoon die naast je staat omdat je door een camera tuurt.
Wat is jouw excuus?
Het gaat dus om de afweging. Wanneer kies je voor je camera en wanneer voor het volledig aanwezig zijn? En welke van de twee gebruik je als excuus voor de ander? Soms is het ook wel lekker veilig om je te verschuilen achter een camera. Het ontslaat je van een gesprek. Anderzijds: ergens volledig aanwezig willen zijn kan ook een verkapt excuus vormen om niet te fotograferen (over dat fenomeen schreef ik eerder al eens). Interessant om dat eens bij je zelf na te gaan.
Het resultaat van niet fotograferen is een broeiend ongenoegen. Een mooie quote daarover vond ik ooit eens ergens en schreef ik destijds op (bron helaas onbekend):
One day I am going to make a photobook of all the photos I did not take.
It will be my best work ever.
Treffend, vond ik. Want zo’n gevoel heb ik ook regelmatig. In plaats van dat onvoldane gevoel te ondergaan, dóet fotograaf Michael David Murphy wat met al die verloren kansen in zijn serie Unphotographable:
In plaats van een foto, schrijft hij wat er op de foto had moeten staan als hij wél op de knop had gedrukt. Wat volgt is een korte tekst waarin het ontbrekende beeld wordt geschetst.
Behalve een fotograaf is Murphy ook schrijver. En met één zin, weet hij toch een foto in je hoofd te prenten. Zonder dat ‘ie het plaatje heeft gemaakt.
Het beeld zie je zo voor je. En als je al zijn ‘foto’s’ doorleest, ontwaar je zelfs een stijl. Namelijk een straatfotograaf die zoekt naar momenten met een dubbele lading:
Fotografeer niet: wat je er zelf mee kunt
Het werk van Murphy zet mij aan het denken. Wanneer fotografeer ik wel, wanneer niet? Welke afwegingen maak ik, en gaat dat dan niet ten koste van het samenzijn met anderen? Daarnaast laat Murphy zien wat er mist als je ergens geen foto van maakt: er gaat een verhaaltje – jouw verhaaltje – verloren dat je óók op een andere wijze kunt doorgeven. Kortom: bepaal of fotografie op ieder moment wel het juiste medium is om iets vast te leggen / te onthouden / na te vertellen.