De afgelopen dagen was ik op zoek naar de Verloren Stad, ergens diep in de jungle van Colombia. Spoiler alert: ik heb hem gevonden. Wat ik er ook vond was het (voor mij) vervelende onderscheid tussen een kiekje en een foto.
Eerst maar even de context scheppen: ik ben op vakantie in Colombia. Die vakantie bestaat uit een bijna schizofrene wisseling van omgeving, activiteiten en gemoedstoestanden.
Voorbeeld: nu zit ik gemoedelijk tussen de palmbomen, uitkijkend over een azuurblauwe zee. Gisteren liep ik daarentegen in bergschoenen die sopten bij iedere stap. Dat kwam doordat we rivieren moesten oversteken. Die natte bergschoenen, daar liep ik 60 kilometer mee door de jungle.
Ik was samen met mijn vriend vier dagen op zoek naar Ciudad Perdida (De Verloren Stad). Die stad is eigenlijk niet meer zo verloren, want dagelijks lopen tientallen welgemoede toeristen er samen met een gids en een vertaler naartoe.
Ik had natuurlijk mijn camera mee.
Maar het werd geen fotografisch feestje. Want al na 1,5 uur lopen ging het regenen. Geen Nederlands miezerbuitje, maar een tropische watermassa. Inclusief onweer.
Mijn camera stopte ik derhalve in de drybag. Diezelfde camera bleek uiteindelijk het enige item dat ik droog wist te houden. De rest werd – en bleef – kleddernat. Onze verwoede pogingen om in de jungle iets te drogen, bleken vruchteloos:
Vooraf dacht ik: tijdens deze hike ga ik bijzondere foto’s maken. Maar er was nauwelijks (mentale) ruimte om echt te fotograferen; het was heet, klam, het zweet gutste over mijn lijf en het laatste waar ik zin in had was om die ineens idioot zware camera te hanteren. Laat staan te kijken.
Bepaal in welke staat je bent
Sterker nog, ik zag bijna niks meer. Mijn vriend wees me op dingen om ons heen die ik niet opmerkte. Hij had nog mentale ruimte om te kijken, ik niet – ik was enkel bezig met mijn volgende stap. En dus concludeerde ik dat ik in deze mentale staat onvoldoende ruimte over had om echt te fotograferen.
Ik besloot – noodgedwongen – om kiekjes te maken. En tussendoor mijmerde ik over het onderscheid tussen foto’s en kiekjes.
Over wat een kiekje is
Op een kiekje leg je vast wat er is. Het is derhalve een wat foto. Dat doe je snel, zonder al teveel aandacht te besteden aan hoe je het fotografeert. De foto hierboven is precies dat: een registratie van natte kleding. Dat had interessanter gekund. Maar ik was niet in de juiste mentale staat daarvoor.
Naast de mentale strijd die ik voerde, voerde ik dus ook een fotografische strijd. Daar heb ik wel vaker last van, op vakantie. Ik wil mooie series maken en een trekking doen.
Natuurlijk probeerde ik om mijn snel gemaakte kiekjes naar een iets hoger niveau te tillen:
Mijn oordeel over kiekjes
Ik heb duidelijk een oordeel over kiekjes. Dat ze onnadenkend zijn gemaakt. Dat het broddelwerk is. Maar toch: mijn kiekjes zijn beter dan jaren geleden – vind ik. Al die jaren fotograferen helpen mij om ook in vluchtige omstandigheden snel te kijken wat erin zit. Niet optimaal natuurlijk, maar toch beter dan voorheen.
En dus concludeer ik nu achteraf dat het goed is om ook af en toe kiekjes te maken. Het dient als een soort fotografische thermometer: waar sta je nu? In hoeverre ben je in staat om met weinig mentale ruimte toch een aardige foto te maken? Hoe beter je kiekjes, hoe beter je fotografische vaardigheden zijn ontwikkeld.
Nog een tweede kans
In de foto hierboven zie je de huisjes van de Kogi, een inheemse stam. Het voordeel van deze hike was dat de heenweg exact dezelfde was als de terugweg. Op de heenweg was ik dermate bezweet en vermoeid dat ik geen zin had om te fotograferen. Daar had ik spijt van. Gelukkig kreeg ik nog een kans op de terugweg – iets dat zelden voorkomt trouwens – reken daar nooit op.
Verloren Stad
En die Verloren Stad? Die hebben we gevonden, getuige de foto in de kop van dit artikel (en hieronder). Leuk weetje: op de cirkelvormige terrassen stonden omstreeks het jaar 650 ceremoniële bouwwerken. Heden ten dage doen ze dienst als helicopterplatform zodat oververmoeide, zieke of gewonde toeristen snel kunnen worden afgevoerd. Lekker praktisch wel.