Ik ben begonnen met tekenen. Of weer begonnen, want ooit tekende iedereen, op school. Tekenen voelt een beetje als mediteren maar dan met zichtbaar resultaat; een tekening. Bovendien train ik mijn ogen in het leren kijken. Want als je tekent, zie je veel meer.
Soms begin ik andersom: ik had een leeg notitieboekje in mijn kast liggen, zonder lijntjes erin. Ik heb een hekel aan papier zonder lijnen, want dan schrijf ik scheef. Dus bleef het boekje ongebruikt.
Tot vorige week.
Toen dacht ik ik kan er ook gewoon in gaan tekenen. En zo geschiedde.
Dat voornemen om te tekenen waart trouwens met vlagen rond in mijn hoofd. Ooit werd ik aangestoken door een boek; drawing on the right side of the brain. En nu is mijn tekendrang dus weer terug. Een paar keer per week ga ik zitten en teken ik iets of iemand. Ik word er blij van.
Wat je leert van tekenen
Wanneer je tekent moet je zélf de vertaalslag van drie naar twee dimensies maken. Bij fotograferen doet je camera dat. Pas als de foto is gemaakt zie je dat die vertaling soms onbedoelde gevolgen heeft (denk aan de lantaarnpaal die uit iemands’ hoofd steekt). Je leercurve is een stuk steiler wanneer je veel tekent. Je leert dan als het ware kijken in twee dimensies.
Als je deze gedachte nog verder doortrekt, kun je zelfs beweren dat fotograferen lui maakt: je kijkt niet meer écht naar de wereld om je heen – je fotografeert deze enkel en loopt weer door. Onderstaand filmpje spoort je daarom aan om meer te tekenen en minder te fotograferen (waarbij ik het eerste van harte onderschrijf, maar het tweede niet):
Trouwens, wil je iemand zien die zó waarheidsgetrouw tekent, dat het meer op een foto lijkt? Lees dan mijn artikel over Gunnel Walstrand.
Dus: koop ook zo’n boekje zonder lijntjes (of haal er eentje uit de kast), pak een potlood, en ga tekenen!