Tussen de honderden fotoboeken in Arles zag ik er eentje met een gouden voorkant en de titel Rubbish, Grass, Peonie, Bum, and Dipping Sauce. In het boek zag ik foto’s die ik tegelijkertijd afschuwwekkend én mooi vond. Wat een raar boek, dacht ik. Reden genoeg om er een artikeltje aan te wijden.
Eerst maar eens zelf een oordeel vellen, jij lezer. Zie hieronder de foto’s die ik in het boek zag:
De kleuren zijn een visueel feest. Maar wat je ziet is ronduit goor. Dat tezamen zorgt bij mij voor een wat perverse behoefte om langer te blijven kijken naar de beelden van Maisie Cousins, een suikerzoete naam die mooi contrasteert met haar werk.
Cousins heeft een hele sterke signatuur. Als je een foto van haar tegenkomt die je niet zag in dit artikel, is de kans groot dat je ‘m toch herkent. Haar stijl kwam ik nooit eerder tegen. En wat ze doet is – volgens mij – nooit eerder gedaan.
En daarmee timmert ze lekker aan de weg: ze is één van de hottest art photographers in the scene als je sommige kunstblogs moet geloven. Ik geloof het wel, want ze werkt inmiddels in opdracht van merken als Hermès. Daar maakt ze (helaas) wel wat braver werk voor:
Te dichtbij
Cousins zit zowat ín half verrot eten te fotograferen. Van een afstandje is het compositorisch en kleurtechnisch allemaal een feestje. Zelfs de lichtval klopt – daar is lang over nagedacht en vermoedelijk veel voor verschoven. Maar hoe langer je ernaar kijkt, hoe meer je herkent. Verrot voedsel, vliegen, snoepgoed. Wie fotografeert zoiets? En waarom wil je ernaar blijven kijken?
Cousins zelf zoekt bewust dat grensgebied op:
“It never bores me, I love that it makes me feel repulsion and hunger at the same time”
~Maisie Cousins via Another Mag