Ik kwam een kort filmpje tegen over een voetbalwedstrijd. Laat ik voorop stellen: ik heb niks met voetbal. Maar wel met dit filmpje. Want daarin gaat het om wat de camera doet. Die camera hangt bij een voetbalclub die geen geld heeft voor een cameraman. En dat heeft vreemde gevolgen.
De club heeft een camera aangeschaft die wordt aangestuurd door een kunstmatige intelligentie. Op basis van een algoritme ‘weet’ de camera dat het de bal moet blijven volgen tijdens de wedstrijd. Zolang ‘ie dat doet, kan er niks mis gaan.
Dachten ze.
Want wat gebeurt er als de grensrechter een kaal, glimmend hoofd heeft?
Het lijkt wel alsof de camera het niet kan helpen en telkens liever naar het glimmende hoofd van de grensrechter draait. Soms lukt het heel even zijn aandacht bij de echte wedstrijd te houden en dan toch zoomt ie weer terug naar dat mooie, kale hoofd.
Dit gedrag herken ik. Niet letterlijk, wel figuurlijk.
Want deze week liet ik me constant afleiden door het nieuws over de Amerikaanse verkiezingen. Was ik net lekker bezig in een boek, moest ik tóch even kijken hoe het ervoor stond. Heel even maar. En dat werd dan zomaar 10 minuten. Doe dat 20 keer en mijn hele dag versnippert, terwijl mijn hersens aanvoelen als een omgevallen boekenkast.
Hoe mijn algoritme werkt
Kortom, dat filmpje, dat raakte een snaar. Ik voelde me die camera, ook aangedreven door een op hol geslagen algoritme dat signalen verkeerd interpreteert. Mijn algoritme vindt dat ik het nieuws moet volgen. In ruil daarvoor krijg ik wat dopamines, waardoor ik me – heel even – goed voel. Maar aan het einde van de dag heb ik weinig bereikt, behalve dat ik een nauwgezet verslag kan doen inzake het nieuws. En daar voel ik me helemaal niet goed over.
Ik zou liever iets maken (bijvoorbeeld een fotoserie). Of iets leren (zoals werken met Photoshop).
Dus heb ik mijn eigen Kronkeltips er maar weer eens bij gepakt. Want ik weet het soms best leuk te vertellen, maar blijvend mijn eigen advies opvolgen, not so much.
1. Maak een jaarplan
In tip 32 deel ik een template voor een fotojaarplan. Dat plan kun je op ieder moment starten, daar heb je 1 januari niet voor nodig. In dat template schrijf je je doelen op. En de frequentie waarin je – per maand – met die doelen aan de slag gaat. Ik vul dit template jaarlijks in, print het, en hang het op. Als ik iets heb gedaan, mag ik een kruisje zetten. En daar krijg ik dus óók dopamines voor terug.
2. Maak een weekplan
Dat jaarplan werkt goed voor overkoepelende doelen en je invulling per maand. Maar bij mij moeten die doelen nog wel worden opgeknipt in wekelijkse acties. Hoe concreter, hoe beter. Dus vanaf nu maak ik zondag afspraken met mezelf voor de aankomende week. Welke avonden ga ik gitaar spelen? Wanneer besteed ik tijd aan de online Photoshopcursus? En wanneer ga ik werken aan mijn fotoproject? De afspraken zet ik in mijn agenda, en mijn agenda geeft een reminder op het moment dat ik aan de slag moet.
Door iedere zondag bewust mijn tijd in te delen (rekening houdend met eventuele andere verplichtingen) houd ik weinig speelruimte over voor slechte smoezen.
3. Begin met één doel
Is deze manier van werken nieuw voor je? Begin dan in de eerste maand met één doel. Daarmee train je je focus en krijg je ervaring met de (on)haalbaarheid van je planning. Met teveel doelen kun je alsnog die doorgedraaide AI-camera worden, waarbij je aandacht van doel naar doel schiet.
P.S. De foto’s in dit artikel maakte ik in Taiwan en heb ik bewerkt met de nieuwe Color Grading tool in Lightroom. Na dit filmpje snapte ik eindelijk wat ik daarmee kan doen. Heb het nog niet helemaal onder de knie, maar I’m working on it. Onderdeel van mijn doelen 🙂