Met ijzeren regelmaat schrijf ik twee artikelen per week. Deze week wordt dat er één. Want als onze vaarten en meren veranderen in ijsplaten, ga ik echt niet binnen zitten te tikken. Ik sta om 08:30 op het ijs en schaats tot ik niet meer kan. Dit ene artikel is dus alles wat er mentaal nog rest (en ja, dat is een disclaimer).
Sinds donderdag voelt het alsof ik op wintersport ben: vroeg op, hele dagen schaatsen (ook een wintersport) en ‘s avonds rozig de voorbereidingen treffen voor de volgende dag. Ik word er blij van.
En dat komt niet alleen omdat het me zo deed denken aan wintersport. Het deed me vooral ook níet denken aan iets anders, dat C-woord dat zich altijd en overal opdringt. Een columnist van het Parool omschreef het zo:
Eventjes gaat het niet over besmettingscijfers, maar over de pluimverwachting.
Niet over ic-bezetting, maar over ijsdikte.
Niet over vaccins, maar over koek en zopie.
Niet over Wuhan, maar over Ankeveen en Loosdrecht.
En eventjes richtte de woede van het land zich niet tegen Hugo de Jonge of Willem Engel, maar tegen een onverlaat die met zijn boot dwars door het ijs op de Prinsengracht voer.
~ Roelf Jan van Duin in Het Parool
Qua fotografie was het weinig soeps verder. Mijn telefoon puilt uit van foto’s van mijn vriend en mij op het ijs met chocolademelk, glühwein en erwtensoep. Evenzoveel foto’s maakten we van elkaar, schaatsend. En van de molens, de ijssculpturen aan de kant en meerkoeten in een piepklein wakje. Het zijn landschapsfoto’s die enkel uitstralen ‘mooi he?’
Allemaal verwoede pogingen om deze gratis en onverwachte wintersport vast te leggen. Zodat we daar straks naar kunnen kijken als de avondklok en de besmettingen weer de boventoon voeren en we jaloers terug verlangen naar dit vrolijke intermezzo.